NICC

X

Persbericht: Scheppende kunstenaars en het kunstenaarsstatuut, nog steeds discriminatie?

What’s in a name? ( 11.DEC.13)

De term ‘statuut’ wordt gebruikt voor twee los van elkaar staande regelgevingen; het Sociale Statuut van de Kunstenaar enerzijds en de set van regels voor kunstenaars in de werkloosheid anderzijds.[1] Onnoemelijke verwarring is het gevolg. Ook het blijvende onderscheid tussen scheppende en uitvoerende kunstenaars is problematisch.

Daar waar het Sociaal Statuut van de Kunstenaar (artikel 1bis RSZ-wet) wel van toepassing is op iedereen die een artistieke prestatie levert, in opdracht en tegen betaling -dus ook beeldende kunstenaars en auteurs – is dat NIET het geval in de werkloosheid.

Enkel scheppende kunstenaars in het ‘spektakelbedrijf’ (sinds 1 november gedefinieerd als podiumkunsten, film en audiovisuele sector) kunnen gebruik maken van de regels voor kunstenaars in de werkloosheid.

Nochtans vraagt het NICC sinds 2006 om deze feitelijke discriminatie tussen uitvoerende en scheppende kunstenaars stop te zetten.[2] Sinds de invoering van het Sociaal Statuut van de Kunstenaar, overtreedt men o.i. het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel omdat scheppende en uitvoerende kunstenaars in gelijkwaardige omstandigheden (kunnen) werken: bv. in loondienst via een SBK, Sociaal Bureau voor Kunstenaars
Ook het advies van 17 juli 2012 van de NAR maakt zeer bewust geen onderscheid tussen beide groepen.

[1] (artikel 1bis RSZ wet + artikel 10 MB werkloosheid/artikel 116 §5 KB werkloosheid)

[2] Brief van 20 december 2006 van NICC en ACV Cultuur

Volledig persbericht

Press

close

NICC

NICC