NICC-COLUMNS IN HART – De culturele proleet
Kunst als voorhoede van de samenleving is een idee dat tegen de kunstenaar wordt gebruikt. Politici en academici schuiven hun verantwoordelijkheid namelijk graag door: kunstenaars moeten de wereld maar redden. Om er dan meteen bij te zeggen dat het hen niet zal lukken waardoor de kunstenaar geneutraliseerd kan worden als romantisch genie of utopische nar. Het ‘instituut kunst’ krijgt zo de veel te zware taak ‘maatschappelijke vernieuwing’ op de schouders geladen waardoor de speelse aanzet tot artistiekevernieuwing dreigt te worden verpletterd. Is de avant-garde dan niet de creativiteit van alle werkende mensen?
Als er daarentegen wordt nagedacht over wat het ‘instituut kunst’ moet zijn, zoals Bart De Baeres essay It’s about content, Stupid! gepubliceerd op Rekto:Verso onlangs, dan worden kunstenaars soms plots vergeten. Vlaanderen zou voor een tweesprong staan. Ofwel het huidige beleid, maar dan staat Vlaanderen internationaal aan de zijlijn. Ofwel instellingen fuseren: Vlaamse ‘vuurtorens’ als internationale decision makers. Vooruitdenken is belangrijk en De Baere heeft gelijk: cultuurpolitiek moet meer zijn dan logistiek management. Maar waarom zouden ‘regionale’ musea niet tot grootsheid in staat zijn? Het is toch de kunstenaar die kunst maakt? Kan de grandeur van morgen dan niet zitten in een piepklein werkje, in een uithoek van een ‘cultureel centrum’?
Dat onze beleidsmakers geen cultuurvisie hebben, klopt evenmin. Zij hebben wel degelijk een uitgesproken economische visie: besparen, fusies, meer publiek met minder middelen, privatiseren, instrument voor citymarketing, economie en zoiets als nationale trots. Wat ontbreekt is artistieke visie: wat is de rol van kunst in onze maatschappij vandaag en hoe gaan we de kunstenaars van morgen daarin ondersteunen?
Kunstenaars moeten zich vandaag helaas altijd maar schuldig voelen. Sorry en dank u leren zeggen. Kunstjes doen en lokeend spelen voor investeerders en klanten. Veel kunstenaars leven onder de armoedegrens. Hoewel beleidsmakers de ‘waarde’ van cultuur zo graag willen meten in termen van crowdfunding en publieksbereik – koppen tellen ongeacht wat er in omgaat – om als neoliberale bureaucraten de sector in hun klauw krijgen, bestaat daar opvallend weinig onderzoek over. ‘Slechte’ kunstenaars moeten maar aan ‘zelfbestuur’ leren doen of hun linkse hobby opgeven.
Getalenteerde kunststudenten worden na hun opleiding gedropt – foert, wees maar creatief. Ondermeer omdat sommige academies gepreoccupeerd zijn met zelfprofilering. Fetisjisme met façades. Zo kweek je natuurlijk bravourekunstenaars die van naast hun schoenen lopen een artistiek medium maken.
Kunsthuizen verwachten dan weer dat kunstenaars quasi gratis diensten aanleveren. Ze mogen al blij zijn met wat institutionele zichtbaarheid. Diezelfde cultuurambtenaren (vast loon en pensioen) gaan er al vanuit dat kunstenaars ‘kleine zelfstandigen’ moeten zijn maar halen daarna soms de neus op als kunstenaars een acte de présence geven voor hun galerij op een kooploopse kunstbeurs.
Zo rukt de vermarkting van kunst en kunstenaar langs alle kanten op. Dat knijpt de verbeelding dood en maakt niet alleen de kunstenaar maar ons allemaal tot een culturele proleet: verstoken van cultuur, wel verzopen in commerce. Wat jolige creatieve industrie hier, wat verkleutering daar en hysterisch tribalisme aan celebritycultuur overal. Blijft over enkele sterkunstenaars die dan helaas weer als filmdiva’s worden behandeld. Alsof het hemellichamen zijn.
Hoog tijd voor een echte internationale, voor en door kunstenaars. Kunstliefhebbers: samen op de barricade!
– filosoof Robrecht Vanderbeeken