NICC

X

Wat kunstenaars willen hertekenen in beleid en praktijk

Aan de start van een nieuwe politieke legislatuur blikt de kunstensector vooruit naar de uitdagingen die praktijk en beleid samen moeten tackelen. Daarom schreef NICC een tekst met beleidsaanbevelingen voor het komende kunstenbeleid.  Rond 6 centrale thema’s of vraagstukken

1. Staat de kunstenaar enkel centraal op papier, of ook in de praktijk? – Nothing about us, without us

2. Loont passie? –  over de moeilijke verhouding tussen passie en loon in de (beeldende) kunsten

3. Beeldende kunstenveld is resoluut internationaal, maar het is ook geen heilige koe – over efficiënte stimuli voor een internationaal beleid en praktijk

4. Het belang van het oeuvre: oeuvre, oeuvre, oeuvre 

– Het oeuvre versus het dossier – over hoe we het veld beoordelen en vormgeven

– Het oeuvre in de collectie – over hoe hedendaags aankoopbeleid de kunstenaar ondersteunt

– Het oeuvre, ook na de dood – over de nood aan beleid en instrumenten voor oeuvrebeheer

5. Het belang van ruimte – over hoe ook de kunstenaarsstudio deel uitmaakt van een culturele stedelijke infrastructuur

6.  Niet alleen Kunstendecreet – over de noodzaak om over de muren tussen beleidsdomeinen en de decreten heen te kijken om de positie en de rol van kunsten en kunstenaar te valoriseren

NICC wil met deze tekst een bijdrage van beeldende kunstenaars aan de landschapstekening Kunstenpunt en visienota minister van Cultuur leveren via 6 centrale beleidsaanbevelingen van beeldende kunstenaars voor het komende kunstenbeleid. 

Aan de start van een nieuwe politieke legislatuur blikt de kunstensector terug naar de belangrijkste ontwikkelingen die het veld waarin ze werken bepaalden en vooruit naar de uitdagingen die praktijk en beleid samen moeten tackelen.

1. Kunstenaar centraal?  – Nothing about us, without us

Dat in haast elk politiek debat, organisatorische mission statement of ministeriële visienota ‘de kunstenaar centraal’ terugkeert als richtingaanwijzer voor een beleid, stemt NICC hoopvol.  Maar hoe vertaal je dit veelgebruikte adagium nu in een beleidskader dat ook in de praktijk echt werkzaam is voor beeldend kunstenaars ? Het water tussen theorie en praktijk is immers nog heel diep.

De wereld van de beeldende kunsten(aar) speelt zich af in verschillende decretale velden; kunsten, erfgoed, culturele centra, commerciële circuit, … Voor een reële inhaaloperatie en vernieuwing van de plek van de beeldende kunsten(aar) in het brede cultuurlandschap moet de huidige verkokerde en versnipperde visie plaats ruimen voor een geïntegreerd beleid met aangepaste instrumenten en dito financiering. Zorg voor de langverwachte inhaalbeweging sector beeldende kunsten in het kunstenlandschap door de positie van de beeldende kunsten(aars) financieel te versterken over de decreten heen.
Hoewel het aandeel projectmiddelen, met o.a. projectsubsidies en beurzen voor individuele kunstenaars, ten aanzien van de structurele ondersteuning van organisaties, de voorbije periode is gestegen, ontbreekt het nog steeds aan ambitie en durf om sterk in te zetten op de rechtstreekse ondersteuning van de autonome praktijk van de individuele beeldende kunstenaar. Autonoom werkende kunstenaars zijn de drijvende en ondernemende krachten en promotoren van een hedendaags beeldende kunstenscène in binnen- en buitenland. Verbind een reëel stijgingspercentage aan de rechtstreekse ondersteuning om de theoretische ambitie ‘kunstenaar centraal’ ook in de praktijk te brengen.
Geef kunstenaars een stem en vertegenwoordiging binnen de bestuurlijke organen die richting geven aan het kunstenbeleid van morgen. O.a. raden van bestuur van de Vlaamse instellingen, musea en kunstinstellingen (vb. wiels) kunnen hierin een voortrekkersrol spelen. Maar ook binnen de organisatie van grote festivals en biënnales draagt het perspectief van de beeldend kunstenaar bij tot een professioneel en hedendaags kunstenbeleid en -programma.

2. Loont passie? over de moeilijke verhouding tussen passie en loon in de (beeldende) kunsten

In 2016 toonde het beleid zich bijzonder ambitieus door onderzoeksgewijs in kaart te brengen dat de sociaal-economische positie van de kunstenaar bijzonder precair is met de studie ‘Loont Passie?’. De beeldend kunstenaar bij uitstek verwerft de minste inkomsten uit de sector waarin hij/zij werkt, terwijl hij/zij vaak optreedt als de belangrijkste financierder en producent van de creaties beeldende kunst die in Vlaanderen gepresenteerd worden.

In navolging van de ons omringende landen staan beleid en sector voor de uitdaging om eindelijk eens werk te maken van een matrix met richtlijnen om beeldend kunstenaars te vergoeden voor de prestaties die ze verrichten in structureel gesubsidieerde kunstenorganisaties of in opdracht van besturen en musea. Naburige landen zoals Nederland die deze inhaaloperatie via een stimulerend beleid en tijdelijke (inhaal)portefeuille ondersteunen zijn een belangrijke inspiratiebron voor een komend beleid. Deze matrix moet deel uitmaken van een systeem van subsidievoorwaarden en controle voor toekomstige betoelaging van musea en organisaties, met een gezonde verhouding tussen overhead en artistieke budgetten.
Valoriseer de rol en het belang van Off-Spaces in een kunstenlandschap, waarbij kunstenaars het werk van collega-kunstenaars coproduceren en presenteren en zo een vaak onzichtbare, maar onweerlegbare rol spelen in de ontwikkelingen van de kunsten.

3.  Resoluut internationaal, maar niet de heilige koe

Het oeuvre van beeldend kunstenaars ontwikkelt zich resoluut in een diverse en vaak internationale context, of dat nu in het circuit van Europese kunsthallen, internationale biënnales of alternatieve offspaces is, is minder relevant.  Het woord ‘internationaal’ staat echter niet gelijk aan ‘evaluatie’.

Het werk van Raoul De Keyser, Jos De Gruyter & Harald Thys, Guy Mees, Walter Swennen, Joëlle Tuerlinckx, … werd pas in een latere fase van hun carrière internationaal gepresenteerd en gewaardeerd. In de beoordeling van Vlaamse projectmiddelen en kunstenaarsbeurzen mag men zich niet blind staren op  het ‘internationale parcours’, maar moet zich focussen op intrinsieke kwaliteit van het oeuvre.
Zorg voor toegankelijke en stimulerende instrumenten en procedures voor binnen- en buitenlandse organisaties, partners en overheden om het werk van Belgische kunstenaars te produceren, presenteren en promoten.
De recente jaren werd door de Vlaamse Gemeenschap veel te weinig ingezet op internationaal reizende tentoonstellingen met Belgische kunstenaars, daar waar Mondriaanfonds, Goethe Institut en British Council dit wel doen.
Niet alleen individuele kunstenaars, maar ook buitenlandse partners stoten nu te vaak op administratieve overijver of ingewikkelde procedures.

4. Het belang van het oeuvre

Het oeuvre versus het dossier

De professionalisering van het Kunstendecreet en de praktijkondersteunende organisaties – ” de bovenbouw “- is volgens NICC de voorbije periode wat in overdrive geraakt. Het systeem dreigt in de eigen staart te bijten.  Het belang en de kracht van het artistieke oeuvre als uitgangspunt voor een kwalitatieve beoordeling moet volgens NICC blijven primeren op de procedure of een administratief perfect dossier.

De voorbije beleidsperiodes hebben vooral ingezet op de bovenbouworganisaties met zeer professionele en goed uitgeruste structuren zoals Cultuurloket, Kunstenpunt, Kunst in Huis, … als resultaat.  Een komende legislatuur kan zich nu concentreren op een beleid dat vooral de onderbouw stimuleert. Individuele kunstenaars raken verdwaald in de hoeveelheid van algemene informatie en hebben nood aan advies op maat van het specifieke moment in hun carrière of op maat van hun project. Voorzie ruimte voor de ondersteuning van kleinere structuren, alternatieve managementsbureaus en kunstenaarsinitiatieven die werken op maat van de ontwikkeling van de beeldende kunstenaarspraktijken.
Een goede beoordeling gebeurt niet alleen door expertbeoordelaars achter hun computer, maar vooral op het terrein, in de exporuimte, in dialoog en in de studio.
Een dynamisch kunstenbeleid betekent dat de instrumenten maximaal kunnen inspelen op opportuniteiten uit het (inter)nationale veld zelf. Met slechts 2 in plaats van 3 mogelijke indiendata voor projecten per jaar lijkt het instrument dat net ontworpen is in functie van flexibiliteit en vernieuwing het experiment en (inter)nationale opportuniteiten in de kiem te smoren.  Een dynamiserend beleid voorziet voor projectmiddelen kunstenaars 3 à 4 aanvraagmogelijkheden/jaarbasis en voor beurzen vb. een systeem van permanente aanvraag.
Het nieuwe draaiboek beoordeling Kunstendecreet moet zich inspireren op maat van de praktijk, eerder dan op het favoriseren van reeds sterke en verankerde structuren, en een procedure uitwerken.

Een ambitieus aankoopbeleid, ondersteuning van de actuele beeldende praktijk bij uitstek

Er bestaat een brede consensus over de effectiviteit van een aankoopbeleid als een ondersteuning van de beeldende kunstenaarspraktijk. Het waardeert kunstenaars, het maakt hen zichtbaar, het steunt hen en hun galerieën financieel en promoot hun oeuvre in de publieke arena. Het werk van hedendaagse beeldende kunstenaars is het erfgoed van morgen en kan vandaag voor een fractie van de prijs aangekocht worden dan dat het binnen pakweg 10 jaar zal kosten. Het is niet alleen een belangrijke vorm van erkenning en een eerlijke financiële return, maar een belangrijke bijdrage aan het Vlaamse patrimonium. Het komende beleid moet het Vlaamse aankoopbeleid verankeren in een transparant en duurzaam beleid inzake aankoop hedendaagse kunst over de legislaturen heen. De samenstelling van de aankoopcommissie kan vb. 2 keer per legislatuur hersamengesteld worden met experten uit het veld, afkomstig uit verschillende generaties en takken van het veld.
De gerealiseerde inhaalbeweging van de budgetten voor musea moet zich nu vertalen in een versterking van de positie van de hedendaagse kunstenaar door te investeren in de aankoop van zijn/haar werk tijdens de actieve periode.

Het oeuvre, ook na de dood

Ook de zorg voor de nalatenschap van beeldend kunstenaars is cruciaal voor het cultureel erfgoed van morgen. Een goed behoud en beheer van de collectie en het archief houdt het oeuvre in leven. Diverse partners kunnen hierin een rol spelen. Naast de erfgenamen en verwanten van de kunstenaars kunnen zowel private, publieke als academische instellingen een belangrijke stem hebben.  De verantwoordelijkheid voor een artistiek nalatenschap is echter geen sinecure. Wat is een goed stappenplan en welke rol kunnen alle betrokkenen op zich nemen? Hoe verhoudt de private sector zich tot de publieke en academische sector bij een nalatenschap? Kunnen erfgenamen van kunstenaars samenwerken en van elkaar leren? Een overheid die het internationale belang van haar kunstenaarsoeuvres waardeert, moet de nodige verantwoordelijkheid nemen en een gepast beleid ontwikkelen dat voorziet in reële instrumenten die zowel erven als levende kunstenaars ondersteunen in de zorg voor hun artistieke nalatenschap? Het ontwikkelen van een beleid rond artist’s estates met aangepaste instrumenten en financiering is een belangrijke uitdaging voor de komende beleidsperiode.
De verantwoordelijkheid van MUHKA om als expertisecentrum kunstenaarsarchieven levende kunstenaars en erven bij te staan bij te staan om zorg te dragen voor het archief van de kunstenaar biedt geen antwoord aan de groeiende nood om een gepast instrumentarium om het oeuvre van belanghebbende dode en levende Belgische kunstenaars in kaart te brengen, te digitaliseren en te ontsluiten en dus naar haar artistieke waarde te schatten. Indien het beleid hier de komende periode niet op inzet, dreigt het oeuvre van belangrijke Belgische kunstenaars en het beheer ervan richting het buitenland te vertrekken, waar galerieën en estatestructuren wel de nodige expertise en middelen in huis hebben.

5. Het belang van ruimte

Het museum, de concertzaal en operagebouw worden al jaar en dag door publiek en beleid beschouwd als essentiële onderdelen van een stedelijke infrastructuur. Maar de ruimtes voor het atelier, de creatie- en repetitieruimte zijn (nog) steeds vaak onderworpen aan tijdelijke beschikbaarheden op de immobiliënmarkt.

Slimme en duurzame investering in de ruimtelijke infrastructuur voor artistieke creatie draagt niet alleen bij tot het ruimtelijke en artistieke patrimonium van morgen, maar ook tot een levendige artistieke beeldende kunsten(aars)scène in de Vlaamse steden.
Nieuwe instrumenten om artistieke creatieruimte te vrijwaren in het stedelijk weefsel zijn absoluut nodig. Gidslanden zoals Nederland vaardigden vorige jaren belangrijke richtlijnen uit – op stedelijk én landelijk niveau – die verhinderen dat stijgende immobiliënprijzen kunstenaars de stad uitjagen.  Creatieve maatregelen waarbij vb. 1% van nieuwbouwprojecten in nieuwstedelijke wijken door artistieke creatieruimte ingevuld moet worden, hebben duurzame effecten op een dynamische en diverse kunstenscène in de stad, met ook presentatiekansen en ruimtes voor jonge kunstenaars.
Ook door bestaande instrumenten te actualiseren, kan het cultureel ondernemerschap van kunstenaars, beter ondersteund worden. Het Fonds voor Culturele Infrastructuur (FoCi) stelt middelen ter beschikking om duurzaam te investeren in het culturele vastgoed, maar is tot op heden nog niet open voor atelierorganisaties, off spaces, coöperatieve modellen van kunstenaars die investeren in gebouwen die artistieke creatie en presentatieruimtes huisvesten.
Ook het Advies ‘Bouwen aan Culturele Ruimtes van SARC en Advies van de Vlaamse Bouwmeester wijzen op het belang van duurzame investering in artistieke creatieruimte.

6.  Instrumenten buiten het Kunstendecreet

Een performant kunsten(aars)beleid zorgt ervoor dat de positie en rol van de kunsten in andere beleidsdomeinen optimaal ingezet wordt. Kunstenbeleid is een tranversaal beleid dat over beleidsniveaus heen (van stad tot Europa) en over de beleidsgrenzen tussen cultuur, onderwijs, stadsontwikkeling, economie en werk heen ondersteunende maatregelen ter ontwikkeling van de kunstenaarspraktijk stimuleert.

Instrumenten zoals

Kunst in Opdracht
behoud 6% voordeelregeling verkoop werk door kunstenaar
kunstenaarsstatuut met voordeelregels om dezelfde sociale rechten op te bouwen als een werknemer
fiscale aftrekbaarheid aankoop kunstwerken

vormen belangrijke aanvullende maatregelen voor een goed kunstenaarsbeleid.

Engagement

close

NICC

NICC